woensdag 29 juni 2011

Toetsen met of zonder hulp(middelen)?

Een vraag die regelmatig terugkomt: ‘In hoeverre mag je leerlingen met problemen tijdens de toets helpen of tegemoet komen?’ Is het voorlezen van een begrijpend leestoets toegestaan bij dyslectische leerlingen? Mag een leerling met dyscalculie het opzoekboekje of de tafelkaart erbij hebben? Mag je een dyslectische leerling meer tijd geven? Mag je … en zo zijn er vele vragen te stellen.

De vragen komen voort uit het ‘onderwijzershart’: je wilt het allerbeste voor de leerling. Het is al erg genoeg dat hij problemen heeft. Je wilt hem zo veel mogelijk tegemoet komen. Je hebt vaak ook het gevoel dat hij het best wel kan, maar dat hij wordt gehinderd door zijn handicap. Soms is een kleine ‘hint’ voldoende om hem op het spoor te helpen. Daardoor kan hij laten zien wat er toch wèl in zit. Heel begrijpelijk, maar …

De kwestie is eigenlijk heel eenvoudig:  
Als het om genormeerde (doorgaans methode-onafhankelijke) toetsen gaat, moeten die bij alle leerlingen worden afgenomen onder dezelfde omstandigheden als die welke tijdens de normering golden.
M.a.w. wanneer er tijdens de normering hulp(middelen) werden gebruikt, mag het tijdens de toets ook (staat altijd in de handleiding!). Is dat niet zo? Dan mag het tijdens de toets ook niet. Dat geldt natuurlijk niet voor fysieke hulpmiddelen (gehoorapparaten, brillen, ondersteuning voor de motoriek e.d.).

Dat is in al z’n eenvoud het hele verhaal!

Nà de afname kun je ten gunste van de leerling nog van alles doen met de handleiding/verantwoording in de hand. Daar horen namelijk gegevens in te staan over de resultaten van delen van de steekproefpopulatie (jongens, meisje, allochtonen, grote-steden-leerlingen, plattelandsleerlingen en dergelijke). Vaak wordt er ook iets gezegd over dyslectische leerlingen en/of andere bijzonderheden.
Het komt er dan op neer de uitslag te interpreteren in de richting van de bijzonderheid: 'Het is weliswaar onder de norm, maar voor een dyslectische leerling is het een uitstekend resultaat.'

Zo weten we bijvoorbeeld dat meisjes in het VO bij de LeerMotivatieTest op 'Zelfvertrouwen' veel lager scoren dan jongens. We maken daarom aparte schalen voor ‘jongens’ en voor ‘meisjes’. Wanneer we een schaal voor ‘alle leerlingen' zouden maken, moeten we de uitslag voor meisjes interpreteren ('Voor een meisje is deze score niet gek ...'). Bij de aparte schalen voor 'jongens' en 'meisjes' zal de gemiddelde jongen en het gemiddelde meisje op 'Zelfvertrouwen' nu even hoog scoren ... 
Daarmee komen we dus enigszins tegemoet aan het ‘onderwijzershart’. Maar ... met de handleiding in de hand weet ik, dat de score van het meisje eigenlijk (absoluut gezien) lager is (!). M.a.w. 'de waarheid' moet linksom of rechtsom toch boven komen.

Daarom gaat mijn voorkeur er naar uit bij alle leerlingen de toetsen af te nemen onder de omstandigheden die bij de normering golden. Voor het tegemoetkomen aan bijzonderheden moet de oplossing worden gezocht in het (ten gunste van de leerling) interpreteren van de uitslag.

Opmerkingen.
  • Een dyslectische leerling meer tijd geven, kan alleen wanneer de toets niet aan tijd gebonden is. Tijdens de normering zal dat ook het geval geweest zijn: je mag er net zo lang aan werken totdat je klaar bent.
  • Een dyslectische leerling een vergroting van de tekst aanbieden, is doorgaans ook geen probleem. De vraag is of het iets uitmaakt: meestal mankeert een dyslectische leerling niets aan de ogen …
  • Wanneer we willen weten hoe goed een leerling eigenlijk -zonder gehinderd te worden door zijn handicap- kan begrijpend lezen, dan kunnen we een dyslectische leerling natuurlijk het beste de tekst laten horen. Dan hoeft hij zijn tijd en energie niet te verdoen aan het technisch lezen, waar het ons in feite -in dit geval- niet om gaat ... Als je dat zou doen met een genormeerde toets, dan geldt de norm natuurlijk niet meer. Tenzij er aparte normen zijn gemaakt voor dyslectische leerlingen die de tekst (allemaal op dezelfde -digitale- wijze) te horen krijgen. Maar ... er ontstaat dan wel weer een probleem: de ene dyslecticus is de andere niet, ook al beschikken ze over een dyslexieverklaring.
  • M.a.w. leerlingen verschillen en dat komt in de score tot uitdrukking … De kunst is deze score zo goed mogelijk te interpreteren in relatie tot het bijzondere van de leerling.