Op bijna alle scholen zijn er wel één of meer leerlingen die vanwege hun specifieke onderwijsbehoeften door de school geheel of gedeeltelijk zijn losgekoppeld van het reguliere curriculum van de groep, en een eigen leerlijn hebben.
Uit onderzoek is gebleken
dat leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften de meeste voortgang boeken als
zij zo lang mogelijk bij het programma van hun basisgroep worden gehouden, zo
nodig aangevuld met geïntensiveerde oefening en instructie (convergente
differentiatie). Toch zijn er -zoals gezegd- op bijna alle scholen wel één of
meer leerlingen die vanwege hun specifieke onderwijsbehoeften door de school
geheel of gedeeltelijk zijn losgekoppeld van het reguliere curriculum van de
groep, en een eigen leerlijn hebben. Soms is dit een eigen leerlijn voor taal
én rekenen, soms is dit een eigen leerlijn voor slechts één vak. Vaak doen deze
leerlingen ook niet mee met de reguliere eindtoets, de niveautoets en de
reguliere tussentijdse toetsen die op bepaalde momenten in het schooljaar
gelden voor hun groep; soms -al dan niet gedeeltelijk- wel.
De inspectie vindt het belangrijk dat scholen
kunnen aantonen (verantwoorden) dat deze leerlingen als gevolg van beperktere
capaciteiten een eigen leerlijn hebben en niet als gevolg van lage ambities van
de school of tekortkomingen in de kwaliteit van het onderwijs op de school. Ook vindt de inspectie het belangrijk dat
scholen kunnen laten zien (verantwoorden) dat deze leerlingen voldoende
voortgang boeken en blijven boeken. Daarom verwacht zij dat voor
leerlingen die door de school voor
één of meer vakken op een eigen leerlijn zijn gezet, een
ontwikkelingsperspectief is opgesteld, zodanig dat de ontwikkeling van deze
leerlingen kan worden beoordeeld (indicator 1.4). Zelfs als de school deze
leerlingen laat meedoen aan de reguliere eindtoets en/of de reguliere
tussentijdse toetsen, omdat zij bijvoorbeeld een individuele leerlijn hebben
voor slechts één vak, en zelfs als bij indicator 1.1 niet voor deze leerlingen
is herberekend, dan nog verwacht de inspectie dat scholen kunnen laten zien dat deze
leerlingen individueel voldoende voortgang boeken.
Het kunnen laten
zien (verantwoorden) dat deze leerlingen voldoende voortgang boeken en blijven
boeken lukt met de bekende leerlingvolgsysteemtoetsen praktisch niet.
Eigenlijk is voor de
hier bedoelde leerlingen een ‘eigen’ leerlingvolgsysteem nodig, dat bestaat uit
cumulatieftoetsen met lange doorlopende (DLE-)schalen, zodat je in één
toetsbeurt meteen het niveau en de vooruitgang in beeld hebt. Bovendien moeten
de toetsen doelgericht, sober, beknopt, transparent en niet te complex zijn, zodat
de leerling vlot en precies weet wat er van hem gevraagd wordt.